Peter Vandermeersch Uitgever van Independent News and Media (Irish Independent, Sunday Independent, The Herald, Belfast Telegraph, Sunday World...) |
Foto : Frank Ruiter
Journalistiek is belangrijker dan ooit. Maar om het vertrouwen van burgers te winnen, moeten media ook zelf veel transparanter worden. En ja, dat is vaak eng.
Met betrekking tot vertrouwen bekijkt Edelman vier cruciale dimensies: bekwaamheid, integriteit, betrouwbaarheid en doelgerichtheid. Toegepast op de journalistieke context betekent dit het volgende:
Zijn we goed in wat we doen? Bieden we de boeiendste inhoud? Bieden we deze inhoud aan op platforms en in formats die voor de lezer werken?
Zijn we eerlijk? Publiceren we alleen inhoud die accuraat en waar is? Werken we onder leiding van integere mensen?
Komen we onze beloften na? Stellen wij onze journalisten in staat het nieuws zonder vooringenomenheid of beperkingen te verslaan?
Werken wij hard om een positieve impact op de samenleving te hebben? Zorgen wij ervoor dat onze journalisten volgens eerlijke en ethische normen?
De meeste journalisten houden wel van dramatisch taalgebruik. Gebeurtenissen zijn ‘historisch’, aantallen zijn ‘ongezien’ en gevolgen zijn ‘weerzinwekkend’. Wellicht zou de journalistiek overal ter wereld gebaat zijn bij preciezere bewoordingen en – laten we eerlijk zijn – een minder opgeblazen taalgebruik. Dit gezegd zijnde, wil ik in dit artikel de grote woorden niet schuwen. Het gaat namelijk over de grote thema’s: het wezen van de journalistiek, het vertrouwen in de journalistiek en – nauw verbonden daarmee – het vertrouwen in ons democratisch systeem en de rechtsstaat.
Ik kan me nog precies herinneren in welk jaar ik besloot journalist te worden: in 1976. Ik was vijftien jaar oud en ik kwam uit de bioscoop in Brugge, de stad waar ik opgroeide. Ik had voor de derde keer die week zonder dat mijn ouders het wisten (ze zouden me voor gek verklaard hebben) All the President’s Men gezien. Deze film over Bob Woodward en Carl Bernstein die het Watergate-schandaal naar buiten brachten waardoor de Amerikaanse president Richard Nixon tot aftreden gedwongen werd, maakte heel wat journalisten van mijn generatie bewust van hun professionele roeping.
Ik zou journalist worden (ja, ik zag mezelf als Robert Redford) en de machthebbers ter verantwoording roepen.
Vijfenveertig jaar later begint de wereld langzaam bij te komen van een andere Amerikaanse president, Donald Trump. Volgens hem zijn de media ‘de vijand van het volk’. Hij introduceerde de term ‘nepnieuws’ in het alledaagse taalgebruik. Zijn voormalige adviseur Kellyanne Conway leerde ons dat er feiten en ‘alternatieve feiten’ zijn. De woorden en houding van de machtigste westerse leider en zijn entourage werden niet alleen enthousiast door ‘sterke mannen’ in Rusland, de Filipijnen of Turkije overgenomen, maar ook door leiders van populistische partijen in Europese democratieën.
Tijdens de ambtsperiode van Trump werd voor velen duidelijk dat we niet alleen een wereldwijde pandemie bestrijden, maar ook een gevaarlijke ‘infodemie’. In de wereld van de sociale media, aangedreven door krachtige algoritmen, wordt steeds minder onderscheid gemaakt tussen feiten en fictie, tussen uw waarheid en de mijne, tussen waar en onwaar. We zitten allemaal gevangen in onze eigen nieuwsbubbel waarin ‘onze’ eigen waarheid voortdurend herhaald en versterkt wordt. Tegelijkertijd leven we in een wereld waarin een handvol mensen in Silicon Valley kan beslissen of jouw stem al dan niet gehoord mag worden op Twitter, YouTube en Facebook.
In deze wereld is journalistiek belangrijker dan ooit tevoren in de geschiedenis van de mensheid. De moeizame en soms pijnlijke zoektocht van de media naar ware feiten en een genuanceerde waarheid is een cruciaal onderdeel van onze samenleving. Als we het niet langer eens zijn over de feiten, hoe kunnen we dan een democratische samenleving organiseren en hoe kunnen we de rechtsstaat handhaven? Overal ter wereld hebben we mediaorganisaties, journalisten, redacteuren, fotografen, bloggers, uitgevers, producenten en columnisten nodig die te midden van de infodemie op zoek gaan naar een informatievaccin. Ze weten weliswaar dat ze nooit de perfecte antwoorden zullen vinden en ze beseffen dat ze elke dag opnieuw falen, maar toch moeten ze het telkens opnieuw proberen.
Maar welke journalisten en mediaorganisaties moeten we dan vertrouwen en waarom zouden we hen vertrouwen? Functioneren zij zelf ook niet in hun eigen bubbel? Hebben zij ook geen eigen agenda? Maken zij ook geen fouten? Willen ze ook geen geld verdienen? Of misschien toch niet? Werken ze niet onder commerciële druk of volgen ze ideologische dogma’s?
Natuurlijk. Bij Mediahuis beseffen we meer en meer dat het erg aanmatigend zou zijn om het vertrouwen van onze lezers als vanzelfsprekend te beschouwen. Het is niet omdat we deel uitmaken van een groot Europees mediabedrijf met gerenommeerde merken die op een lange traditie prat kunnen gaan, dat we automatisch op het vertrouwen van onze lezers kunnen rekenen. Soms kan het tegendeel waar zijn. We moeten dat vertrouwen verdienen, met alles wat we doen, elke dag weer. Bovenal zijn we ons er terdege van bewust dat vertrouwen te voet komt, maar te paard vertrekt.
Daarom hebben wij besloten om binnen onze groep een vertrouwensprogramma op te zetten. Omdat vertrouwen zo’n cruciaal aspect is van wat we doen, willen we begrijpen hoe we het vertrouwen van onze lezers in onze redactionele organisatie, onze merken en ons journalistiek werk kunnen doen toenemen.
In het laatste kwartaal van 2020 besloten we een proefproject met drie van onze Ierse merken te starten: de Irish Independent (het meest verkochte dagblad in Ierland, verschijnt van maandag tot zaterdag), The Sunday Independent (de grootste zondagskrant van het land) en onze website independent.ie. Bij de aanvang van dit project vroegen we de Ierse tak van Edelman, een communicatiebureau dat in 1952 in Chicago opgericht werd, om het vertrouwen in deze merken te meten. Twintig jaar geleden ontwikkelde Edelman een Trust Barometer, een jaarlijks onderzoek naar het vertrouwen en de geloofwaardigheid van de vier belangrijkste instellingen ter wereld (overheid, bedrijfsleven, media en ngo’s).
Wanneer het gaat om het vertrouwen in de media, zou ik hier nog een element aan willen toevoegen: transparantie. De media zijn te lang een zwarte doos geweest. Uiteraard hebben we de plicht om onze bronnen te beschermen, maar dit mag geen excuus zijn om ons niet op een veel transparantere manier te gedragen. We moeten gewoon harder werken om onze bronnen on the record te krijgen (te veel bronnen in onze kranten zijn anoniem). We moeten onze lezers/luisteraars/kijkers vertellen hoe we aan een verhaal komen (met hoeveel mensen hebben we gesproken? waar zitten de hiaten?). We moeten met onze lezers praten over onze ethische normen (hebben we een gratis verblijf aanvaard in het hotel waarover we schrijven?) en onze methoden (betalen we de maaltijden in de restaurants die we recenseren?).
We moeten onze fouten duidelijk toegeven en corrigeren. We moeten bereid zijn om lezersvragen te beantwoorden. We beschouwen onszelf als een waakhond, maar we moeten anderen toestaan om die waakhond goed in de gaten te houden …
Critici de kans geven om in onze machinekamer rond te kijken kan pijnlijk zijn voor journalisten en onze mediaorganisaties. Toch ben ik ervan overtuigd dat we het vertrouwen een boost zullen geven als we werken aan onze transparantie, bekwaamheid, integriteit, betrouwbaarheid en doelgerichtheid. Een groter vertrouwen in de journalistiek zou een van de basisbestanddelen kunnen zijn van een betere samenleving.